vrijdag 27 april 2007

Stelling 28 bis: de voering van de ware communicatie

er is geen brug, de weg klapt altijd in, de vingers haken maar olie doet overal
de wanden glanzen. Eén van vijf eendjes nekt zich de vijver door als een puistje
inzicht op de technè van het neo-scholastieke denken. De jagers (M/V)
richten.
Indien de spiegel correct staat opgesteld zullen de stralen dusdanig convergeren.

De voorstellingen van de inwerkingen op het menselijk Lichaam zijn, voorzover
zij slechts bestaan in de menselijke Geest, niet helder en duidelijk, maar verward.
Indien wij echter het klepperen van de voorstellingen simultaan afstellen op het ritme
der gezamelijk bewegende lichamen & aldus naar het eindpunt der voorstellingen af-

glijden zal er bij gelegenheid een simultaan-met-het-voorgestelde gekletter
optreden dat zich net niet aan de klepperende lichamen als identiek geklepper
zal voordoen, een p-t differentie die zich dan tot het veld der niet-betekenissen dwingt,

zodat beide lichamen zich op het toppunt bevindend aan elkaar zullen be-kennen,
waardoor de ont-kenning van de betekenis dus constituerend wordt voor de duiding
van een lo-caliteit waar beiden zich denkelijk in hun totaliteit bevinden maar dat




o droogte zal (onheil o onheil o)







O, ik die de droogte niet zomaar benoem, schrik
Naar het dorp Is (dat de huizen zo kleuren), mij
Heimt echter de aardse kleur die als een huid is zo
ezelstrak zit de put is/was der wegspurtende krabben.

In het jongetje Wij dat de helmen Er verzamelt, dat
dan
Legt die met de kleine gaatjes, die dan met het prut
O & die met de rand tenslotte rondom de grillige uitwas in
O-vorm van boven op geschoten of af vanonderen.

Nog bij een kwal is die Zij zo zij nauwelijks iets al (tsl).
Hé zo ons iets al is dan bv dit slokminderend (slkmndrnd)
Ei dat droog dat de droogte droogt, dat droog is (drg).

In of voor de kleur U of de vorm, niet de roem (rm).
Laat staan het geld: o blauw dat zilte haar pruim (prm).
Ook zomaar o kak dat het lid weerom stofgutst (stfgtst):






zelfs al moorden de aanslagen niet (onddbhssgi & lhi)

& ook dit maar zo kak dat het lid stofgutst ik &
Niet dit mombakkes dat blind woestenij kauwt
dit dmv zweetuitval gestremde rubberglanspak met
deze de mode van doem de ode omdoende zeden:

bij inval van het heden wij geplatbuisbeeld RGB zijnde
hebben morgen plasmaplatbuikjes allen hinase ic enda thu, [klapt]
sta toch o beeld : de golven opgeverslijken overstappende heldin
spoelt over de golf shoppersterrasjesdopedoden, plast vol

g$d op die in zijn jaren te bibberen begint, daar alles
immers uitvalt Hem 1 per 1, U ook al gij Brute Mohammed
& Gij die uw Jezeke stookt van de zonderdaagse

lanceerplatformen de brandstof in de beuken
het geil in de rokken O kinkels roept zij het Kind
in de roestig met realiteit bevlekte Ontvangstarmen










de ikbarst de ik barst de i k br s t

Kom in de rosse die met de realismusmuis haar belikte Ontvangstbenen
Wijds open & Plug uw plooizang in dit de bloedeloze omloop het Volk:
Neem k1 is met uw zaden i (x1,x2, tot xn), k2 is met uw cellen s
(y1,y2 tot yn), dan is ik1 de mond in bij k2s meestal gelijk of

groter dan k2s minus het bloedeloze met k1 erin. Waarheid
loopt om & om & in de ommegang kent men zijn vrienden.
Haan kraaie, hen legge, zo is de voortgang der pennen:
is de kam gekomen dan zwijgen ook weldra de hennen.

Kont is U de roestige draad uit? kunst is ons het zwijgen af te vangen.
Bevlekt immers niet het ik zich wie dan Wodan hoedan homaar?
rukt het mij niet de harten uit? niets ist nog, enkel het koper bestaat,

het koopt op, loopt, hoopt op verlossing in aftelrijmpjes, worst om het vel
in te binden, te wijfjesstrikken a.h.w.. 321, O minne, ziehier de er-volte:
Barst in dit hoofd & ik zal u graag al het zijnde in zinnen verstillen.












Niet in het verhaal kijken aub

De barst in het hoofd waarmee zij gaarne al het zijnde in zinnen zouden
Verstillen. Het verhaal niet dat niet begon, niet verder ging, niet eindigde, het
Nergens daarvan dat de diamantair de brandkast insluit alsof het hem zijn
Vriendin terug. De steeds langer wordende verzen in een unheimliche reeks

Sonnetten. Het zomert midden april, misschien moeten we 's praten jij & ik.
Het toch zo niet verder, onze kinderen. Hoe schrijnend dient hierboven,
Hiernaast : uit het kader. Hieronder in de knieschijven tegen de tafel aangeplet.
U te ontschermen, vooraleer u nog eens, mij nog eens, 1 van de Onzen recht

In de ogen durft te kijken & te beweren dit dit maak ik voor u dit is de droom
Waaruit je nooit meer ontwaken zal
dit is wat je moeder & ik al die jaren zo
Hard, ons de vakantiedagen als Spartanen ontzeggend ons de Spaarlampen

Indraaiend hen allen met vaders zwarte gelden de stickers alle 11 aangekocht. Ja
Geloof ons kindje wij zijn het niet, wij hebben het beste ach het zijn is de ander, sluit
wel nu je ogen ajb, kijk niet meer op nee niet ons aan niet in het verhaal kijken aub.















ontbreken het onsamenhangen de (de nietsbarende n-w´en)

hebben. 'Bear', 'mayo', 'holland', 'dyon': een schier middeleeuwse malaise is het
dit virale, van alle staten het meest voortreffelijke onderwijs ten spijt loopt
het bij het begeleid de zee inlopen vooralsnog fallikant mis:
Ik, in alle oorden de N/W kwijt, verhard (t) wel tot een degelijk jijlijk

maar je kijkt effen weg & zó misvingerhaakt zich 1 der schikgodinnen &
lap, je zit vreemd te stoelen (de gang is er uit) & met een stel onbekenden
in de treintube een vreemd land te doorrazen, de punt 50 meter voor
je, de staart 120 naar achter. Mensenkruimels in de opgestropte maagringen.


Gebruiksaanwijzingen bij het landinwaarts golfslingeren van het Beest.
Het gromt ter duiding van het dejà-vu, vermoedelijk het zomerproza dat
de klimaatsschommelaars terwille te vroeg inzet. O, de subtiele verheffing

van vers opengeplooide roestvaten in het gras, een brede tak met volle
bloesems hangt zwaar de weide te beslagschaduwen. Geen. De tijd loopt af.
Het grauw mort. Bloedstank, bekken bekken dat ze toch niets te verliezen















bij het monotone huilen der talloze overlevenden (een poging op/tot repeat)

glanzen. Het gemortelde gruwen bij bebloedstankte bekkens, de ovularia's
dat het hunne gedane ... dat zij in het kwalijke zicht van het spitse Ene
... dat vanzelfsprekend de Leiders van het Redelijke Ei... op de geijkte wijze
& wij Inslaande op de Ie der vermolmde borstkassa's rond de pikorde, há-

mé-rénd de schoenzolen in het halfrond, de eisen werkzekerheid, de verlangens
pensioengerechtigdheid & dood maar zeker de zekeringen sterker want die hitte. Nakend. Hoe-
veel dat allemaal kosten moet & of een cheque wij zullen AB of BM met het dekken
belasten. Jaja, ik kom. Enkel het impliciete nog effie verder allegoriseren, de eindjes

losknopen, de reeks ikjes voortijdig halveren, de verborgen vooronderstelling
die nu toch al ligt te droogsissen ontbinden, opdat dit enkel nog kan eindigen in berekende tijdsklem &
lamlendig sentimentenrot. Nee dan, zij van het Aqua Clara, zij bruisen enkel

indien nodig, hunne borsten plat maar immer nat & de benen goed opgespoten. Kom.
Sta. Kijk. Hoor. Vanachter de glooihelling rijzen ons de verblindend witte zonnen
der koplampen, dra staan onze namen grijs geplet in het midden-macadamse




















De excuses die zelf al erg verzwakt nog bij de dwalingen lopen te dolen

Wanneer U, o Lezer, onze namen grijs geplet in het midden-macadamse legt
te smelten, bedenk dan dat het ons .... Die verlossing staat U wel ... U zult
ons evenwel moeten ... dit ... een vervlechting, een weefsel, het spel hapert,-
meneer ik & mijns inziens. Het lijk van het webwijf ziet het lijk van het webwijf.

Het lijk van het webwijf schuift langzaam van de wanden af. Handen. De boom
kromt de lucht in de boom, de boom licht haar lijn uit de kromme lucht de zon
slaat in, de boom klapt toe, de hunkerende liplezerslippen van 4D staan nog
een hele tijd op ruimteflapperen. O dat ik u knijpen kon. Van het zijn af. Olie.

De rest is, g. sta ons bij: er rest inderdaad wat van de restanten. De dood Kil
met het doodsjekkertje aan knoopt het doodsjekkertje open knoop per knoop.
&? Wel? Wat? Je ziet de zwarte twijgen knappen, je ziet de snoeren springen,

je hoort jezelf denken laat mij dit nu maar niet ontcijferen. Het webwijf weent
& weeft. Het webwijf snoept & weeft. Het webwijf leest & zwemt & weeft.
Geen Er is brug. De weg Altijd klapt in. Olie doet Overal de wanden glanzen.