De barst in het hoofd waarmee zij gaarne al het zijnde in zinnen zouden
Verstillen. Het verhaal niet dat niet begon, niet verder ging, niet eindigde, het
Nergens daarvan dat de diamantair de brandkast insluit alsof het hem zijn
Vriendin terug. De steeds langer wordende verzen in een unheimliche reeks
Sonnetten. Het zomert midden april, misschien moeten we 's praten jij & ik.
Het toch zo niet verder, onze kinderen. Hoe schrijnend dient hierboven,
Hiernaast : uit het kader. Hieronder in de knieschijven tegen de tafel aangeplet.
U te ontschermen, vooraleer u nog eens, mij nog eens, 1 van de Onzen recht
In de ogen durft te kijken & te beweren dit dit maak ik voor u dit is de droom
Waaruit je nooit meer ontwaken zal dit is wat je moeder & ik al die jaren zo
Hard, ons de vakantiedagen als Spartanen ontzeggend ons de Spaarlampen
Indraaiend hen allen met vaders zwarte gelden de stickers alle 11 aangekocht. Ja
Geloof ons kindje wij zijn het niet, wij hebben het beste ach het zijn is de ander, sluit
wel nu je ogen ajb, kijk niet meer op nee niet ons aan niet in het verhaal kijken aub.